Sinoloog in Leiden
Van Leuven naar Leiden via Maastricht en Oxford; je zou de carrière van Rogier Creemers kronkelig kunnen noemen, maar eigenlijk volgde hij een rechte lijn. De liefde voor China bracht hem tot de positie van professor, en de fascinatie blijft ook tot vandaag. “Nuchter bekeken is het land voor ons De Grote Ander.”
“Ik wilde weg uit de mijnstreek.” Zo simpel stelt Rogier Creemers het, gevraagd naar het begin van zijn Chinaliefde. En hij lacht verontschuldigend. “Niets mis met die Limburgse regio, hoor. Mijn ouders wonen er nog, en ik heb er nog goeie vrienden, maar de toekomst die ik daar voor me zag, lag me niet. Voor iemand als ik was er de verwachting dat ik naar de universiteit zou gaan, en dan wellicht leraar Engels zou worden in een lokale middelbare school. Ik heb altijd een wat licht-egocentrische tic gehad om uit de band te willen springen: volgens mij was er meer dat ik kon doen.”
En dus dook hij de boeken in, en verkende alle mogelijke andere culturen. De zoon van een leraar had net een studie sinologie afgerond, en dat deed het lampje branden: hij ook. Waarom? “Als je op een wereldkaart alle landen en streken zou inkleuren die ooit bezet of gekoloniseerd zijn geweest door het westen, blijft ongeveer alleen China over. Op een bepaalde manier is dat land De Grote Ander, het enige land waar wij op politiek, economisch en maatschappelijk vlak geen invloed hebben achtergelaten. Ergens staat China cultureel dus het verst van het Westen af, en ook geschiedkundig is dat zo. En wat me ook altijd fascineerde was dat de mens zichzelf organiseert als collectief beestje. Ook daar pakt China het anders aan dan wij.”
Ook maar een mens
En zo werd één en één twee. Met die dubbele motivatie begon Creemers aan zijn Leuvense studies. “Het was het jaar Onzes Heren 2000: we dachten nog dat wij het einde van de geschiedenis hadden bereikt. We waren het zelfgenoegzame westen, dat hét antwoord had en zich geen grote politieke vragen meer moest stellen. In China stelde men zich die vragen wel, op een veel intensere manier en niet noodzakelijk met een antwoord waar wij blij van worden. Dat vond ik zeer fascinerend.”
Het bleef niettemin allemaal vier jaar theoretisch. Pas na het behalen van zijn diploma belandde de kersvers sinoloog in zijn land van onderzoek. “Een jaar lang studeren in Bejing: het was een licht ontwortelende ervaring, waar je nooit helemaal van terugkomt. Het is een andere vorm van cultuurschok dan in Nederland of Engeland, want je verwacht niets anders dan een schok. Toch moet je de roze bril afzetten die je tijdens je studie ophad. Plots besef je dat China een land is met echte mensen, waar echte dingen gebeuren. Ik krijg vaak de vraag hoe die Chinezen zijn, 'helemaal anders zeker?' Neen dus. De gemiddelde Chinees staat ook maar gewoon 's ochtends op, ontbijt wat, geeft zijn partner een zoen en zijn kind een knuffel en vloekt vervolgens omdat het weer veel te druk is op de metro. En ja, hij eet met stokjes, en mossel-friet moet je er niet gaan zoeken, maar als mens is De Chinees vooral dat: een mens. En na drie weken lijken ze al lang niet meer 'allemaal op elkaar', zoals je dan hoort. Het is een proces waar je doorgaat, zoals je ook snel leert dat je schools Chinees toch erg varieert van wat de taxichauffeur zijn dialect is.”
“China is het enige land waar wij op politiek, economisch en maatschappelijk vlak geen invloed hebben achtergelaten.”
Je leeft er ook anders, zo wijst de professor op de drukte van de Chinese stad. “Met zes of zeven miljoen inwoners woon je op een postzegel bij elkaar. Dat confronteert je met je verwachtingen en levensstijl, want ik ben opgegroeid in zo'n typische vrijstaande woning in het groen. Dat zie je nadien nooit meer als normaal. Het heeft me voorbereid op een instelling van consuminderen, net als die ervaring in een veel armer land te leven. Het is een spiegel die je wordt voorgehouden, en net zoals Bilbo in Lord Of The Rings nooit meer tussen de andere Hobbits kon aarden, kom je er veranderd van terug.”
Vriendschap
Vriendschappen? “Natuurlijk vraagt dat wat moeite als je start in een blok met enkel buitenlandse studenten, maar dat is me wel gelukt. Ik heb zo even een goede vriendschap opgebouwd met een lokale kroegbaas en wij runden die kroeg uiteindelijk bijna mee. Zo konden we feestjes geven met een goede mix van Chinese mensen en buitenlandse studenten en dat was heel gezellig. Het is fijn als je voortdurend aan het studeren bent op Chinese cultuur en het keizerrijk en dan 's avonds gewone mensen te treffen die ook van punk houden, of net als jij foodies zijn. Soms waren de interacties zelfs grappig. Op een bepaald moment heb ik de suggestie gekregen, omdat ik Belg was, om wedstrijdduiven te importeren en voor veel geld door te verkopen. Een maat van me uit sinologie heeft dat een paar jaar later effectief gedaan, en dat draaide goed.”
Het is niet omdat je sinoloog bent, dat je in de academische wereld blijft. “Ik heb lang een job gezocht, maar mijn diploma is niet bepaald veelgezocht. Op een bepaald moment heb ik zelfs gesolliciteerd voor de Staatsveiligheid, maar ook in de diplomatie kon men niets met me aanvangen. Als sinoloog was de kans net zo groot dat ik in Marrakesh zou belanden. Ik ben dan maar verder gaan studeren, Internationale Betrekkingen, terwijl ik in het avondonderwijs Chinese lessen gaf. Zo leerde ik een Nederlandse hoogleraar uit Maastricht kennen die iets in mij zag. Hij hielp me een betaald doctoraat op te zetten rond China, intellectueel eigendom en de verhouding met de WTO. En zo zat mijn leven plots op een bepaald spoor. Ik heb gesprongen en heb niet meer omgekeken.”
De universiteit der universiteiten
Van Maastricht ging het naar Oxford. “De financiële crisis”, zucht Creemers. “Na dat doctoraat was het niet duidelijk of ik in Maastricht kon blijven, in Oxford kwam een job vrij die aansloot bij dat doctoraat. Ik had het daarin immers heel erg over copyright als een verkapte vorm van mediaregulering in China gehad, men zocht iemand die iets kende van het Chinese mediarecht.”
En zo belandde deze anglofiel – die zijn Engels van Blackadder, Terry Pratchett en P.G. Wodehouse leerde – aan de universiteit der universiteiten. “En dan merk je dat achter die oude statige façade ook een andere organisatie schuilgaat. Net omdat het zo mythisch is, zo aantrekkelijk, zijn de arbeidsvoorwaarden er een pak minder dan elders. Men kan zich dat daar permitteren”, zegt hij. “Het voordeel is dan weer dat je aan een universiteit met zo'n uitstraling enorm snel veel mensen leert kennen, en een netwerk opbouwt; net omdat iedereen daar terecht komt.”
Het verschil met België en Nederland? “Het zit hem niet in de professoren. Als je professor of doctorandus bent bij ons, dan kan je ook mee in Oxford. Het zit hem in de studenten. Die worden rigoureus geselecteerd, waardoor ze gemotiveerd en gedreven aan hun traject beginnen. In België en Nederland heb je die brede toegang tot de universiteit, waardoor je vaak studenten hebt die eens 'iets proberen', en hun studie niet ernstig nemen.”
Moordende concurrentie
Het spoor van Creemers leidde uiteindelijk toch verder. “Oxford is uitermate geschikt als beginnend onderzoeker omdat je er zo snel een netwerk kunt uitbouwen, of als uitbollend professor je laatste grote werk kan schrijven. Daartussen is de concurrentie moordend, dus ik ging van tijdelijk contract naar tijdelijk contract. Ik had ondertussen een Nederlandse leren kennen waar ik mee trouwde, en zo ben ik uiteindelijk in Leiden beland, waar ik wel een vaste job kon vinden.”
Een laatste vraag, een terugblik. Ziet hij zichzelf na al die jaren als een Chinakenner? “Ik heb één stelregel: vertrouw niemand die zichzelf China-expert noemt. Maar natuurlijk heb ik een zekere expertise. Eigenlijk heb ik een T-profiel: ik heb een brede, maar niet overal diepe kennis over de hele Chinese maatschappij, en een diepe specialisatie in hun mediarecht, ook de digitale kant ervan. Verder zou ik niet gaan.”