Historische Vlamingen: Bekende en onbekende Vlamingen op Molokaï in Hawaï
“Damiaan. Ik zoek van ‘Zie magazine’ het nr. van 11 juni 1971 met het verhaal van mijn oom, Pater Philibert Vanfrachem, die op 1 februari 1936 bij het openen van de kist in Honolulu een haarlok van P. Damiaan nam. Na de heiligverklaring werd de haarlok verdeeld als relikwie over de instellingen van de picpus-paters en zusters in de VS.”
Dat zoekertje stond onlangs in een Vlaamse krant. Het werd geplaatst door Prof. em. dr. Omer Steeno. De archipel Hawaï en het eiland Molokaï laten de vijfentachtigjarige geneesheer en medische historicus uit Haasrode niet los.
Iedereen weet dat Jozef De Veuster uit Tremelo (1840-1889) in Molokaï aan melaatsheid stierf. Als Pater Damiaan, eerst zalig- en daarna heiligverklaard, werd hij ooit uitgeroepen tot de bekendste der historische Vlamingen. Zijn standbeeld staat zelfs in het Amerikaanse Capitool. Dat Alexandria Ocasio-Cortez, de jonge Democratische Volksvertegenwoordiger, daarin vandaag een symbool van ‘patriarchaat en blanke suprematiecultuur’ ziet, en zich zo tot de afrekencultuur bekent, is onbevattelijk.
De interesse van Steeno in Molokaï is persoonlijker. Zijn oom Philibert Vanfrachem was op 23 januari 1930 per schip vanuit Antwerpen naar Hawaï vertrokken. Hij diende o.m. in Lahaina en Hoolehua op Molokaï en in de St. Augustine’s church in Honolulu. Hij is een tijdlang provinciaal geweest en in zijn laatste levensjaren was hij pastoor in de Saint Francis Church in Kalaupapa. Vermoedelijk was hij aanwezig bij de eerste (maar niet laatste) ontgraving in 1936 van Damiaan. Hij zou in 1979 in Honolulu gestorven zijn.
Ook al daarom bestudeerde Steeno leven en werk van de Duitse arts die bij De Veuster melaatsheid vaststelde. Onderweg ontdekte hij het verhaal van Emil van Lil (1855 - 1925). Zes jaar na de dood van Damiaan verrichtte die emigrant uit Schendelbeke bij Geraardsbergen ook vrijwilligerswerk op Molokaï. Hij trouwde er met Elisabeth Kaehukai Baker, een “inlandse prinses”, familie van Koning Kalakaua. Ze leefden gelukkig maar helaas niet lang. Behalve in de woorden van de Amerikaanse schrijver Jack London, in de publicaties van Steeno en nu ook hier, opdat ze niet ‘geschrapt’ zouden worden.
Omer Steeno is mijn Vesalius-mentor. Als auteur van meer dan honderd artikels over de Vlaamse anatoom Andreas Vesalius, heeft hij me met het ‘genadeloze’ Vesalius-virus geïnfecteerd. Daar ben ik hem dankbaar voor. Aan artsen die in de jaren zeventig en tachtig afstudeerden, niet alleen in Leuven, hoef ik hem ook niet meer voor te stellen. Hij schopte het tot kliniekhoofd van de Universitaire Ziekenhuizen.
Zijn carrière begon als eerste medewerker van Prof. Piet de Moor toen die tegen de wil van Franstalige Professoren in de endocrinologie met het Laboratorium voor Experimentele Geneeskunde begon. Vanuit Duitsland heeft hij hier de discipline over mannelijke (on)vruchtbaarheid en seksualiteit, de andrologie, ingevoerd en wereldwijd weer uitgevoerd. Als we vandaag in gender-fluïde tijden mogen leven dan is dat ook dankzij zijn pionierswerk. Toen hij een conflict met de Orde van Geneesheren kreeg, liet zich tot lid van de Raad verkiezen en maakte carrière binnen de Orde. Uit de ruimtelijke ordening is hij bekend van een arrest bij de Raad van State dat zijn naam draagt. Nog niet zo lang geleden haalde hij de kranten omdat hij tegen een misdadige zus getuigde. Steeno heeft nooit de controverse of confrontatie geschuwd. Ik vertel hier graag zijn verhaal over Molokaï.
Tijdens zijn andrologische opleiding in Hamburg maakte Steeno kennis met de figuur en het werk van Eduard Arning. Geboren in Manchester als zoon van Duitse emigranten, studeerde hij geneeskunde in Berlijn, Straatsburg en Breslau (nu Wroclaw). Met een beurs van de Berlijnse Humboldt-Stiftung werd hij naar Hawaï gestuurd. Daar verrichtte hij tussen 1883 en ’86 onderzoek naar lepra en stelde bij Damiaan melaatsheid vast.
Steeno ging in Duitsland op zoek naar zijn afstammelingen en bezocht Molokaï. Hij herinnert zich nog levendig hoe zijn Limburgse echtgenote Josette Griffon de schrik van haar leven beleefde tijdens een helikoptervlucht in de krater van de Kilauea-vulkaan, hoe ze zich verbaasden over straatnaamborden in het Engels en Japans, en stil werden bij de herdenking aan het graf van zijn oom.
Zijn studie over Arning verscheen in het Duits in Hamburg. De Engelse vertaling en de oorspronkelijke Nederlandse versie vonden helaas geen uitgever. Losse artikels werden in 1999-2000 opgenomen in Damien Info, het contactblad van het Damiaan Documentatie & Informatiecentrum.
Ondertussen was Steeno ook Emil van Lil op het spoor gekomen. Afkomstig uit een gezin van 18 kinderen, waarvan vijf tweelingen, groeide Emil op in Schendelbeke. In 1883 emigreerde hij naar Noord-Amerika. Daar belandde hij o.m. bij de Trappisten van ‘Our Lady of Gethsemani Monastery’ in Kentucky, waar hij Joseph Dutton als werkgezel ontmoette. Noch Van Lil, noch Dutton zouden hun geloften afgelegd hebben. Dutton ging daarna voor Damiaan in Molokaï werken. In 1895, ruim zes jaar na het overlijden van Damiaan, kwam ook Van Lil er toe. Na een job als lesgever in Seattle in de staat Washington, maar vooral met zijn eerdere ervaring in de zuivelindustrie in Indiana en Kentucky, en in de landbouw in Oregon, richtte Van Lil in Kalawao een melkveebedrijf, varkenskwekerij en melkerij op.
In oktober 1914 trouwde hij met de weduwe Lizzy. Trots liet hij zijn familie weten dat ze een prinses was. Elizabeth Kaehukai Baker was afkomstig uit Lahaina op het eiland Maui. Haar familie kwam van Waikapu, de thuisbasis van het Koninklijk Huis van David Kalakaua (1836-1891), de laatste monarch van het koninkrijk Hawaï. Eerder was ze uitgehuwelijkt aan Walter U(w)aia Napoleon-Nihi. Waarschijnlijk wegens symptomen van melaatsheid, werd ze uit huis gezet en, na haar scheiding, als patiënte in 1912 in Kalaupapa opgenomen.
Emil Van Lil werd in april 1915 officieel als melaatse geregistreerd. Twee jaar later vermeldde hij in een brief aan Joseph Dutton, terloops tussen praktische boodschappen, dat zijn echtgenote fel verzwakte; over zijn gezondheid liet hij niets los.
Daarvoor moeten we wachten tot Jack London, de Amerikaanse schrijver van The Call of the Wild en White Fang, en zijn echtgenote Kittredge London Charmian, hem een tweede keer ontmoetten.
De brave Van Lil, nu een patiënt, heeft een andere patiënt gehuwd, en het paar leeft gelukkig samen in een gezellig, met klimplant begroeid huisje dicht bij Kalawao. Ze maken het beste van wat er nog rest van hun tijd op deze aarde. Behalve een vluchtige verlegenheid in zijn bleek blauwe ogen, kwam hij ons tegemoet op de Damien Road met diezelfde levendigheid van vroeger jaren; op zijn gezicht was niet de minste vlek te bespeuren. Waarschijnlijk waren wij meer getekend dan hij, want in het algemeen is het slachtoffer van de melaatsheid even optimistisch als degene die besmet is met de “witte plaag” (Tuberculose).”
Lizzy overleed op 6 september 1921, 42 jaar oud. Vier jaar later stierf Emil. Ze werden begraven op het katholieke kerkhof van Papaloa in Kalaupapa. Het graf van Emil werd weggespoeld tijdens een tsunami in 1946. Zijn familienaam staat nog op dat van Lizzy: ‘Elizabeth Van Lil’.
Dat de gedreven historicus Omer Steeno, dankzij zijn oom Philibert Vanfrachem, Emil en Lizzy Van Lil en ook weer Damiaan Jozef De Veuster in herinnering brengt, kan voor ons, Vlamingen in de Wereld, een aanmoediging zijn om, waar wij ons ook bevinden, op zoek te gaan naar Vlamingen die ons daar voorafgingen. Opdat we ze niet zouden vergeten.
Illustratie: Emil Van Lil in gesprek met Albert Galaspo, koetsier van de melkkar. In de achtergrond, de ‘pali’, natuurlijke grens met de melaatsenkolonie op Molokaï. (Foto: Leuven, Damiaan Documentatie & Informatiecentrum)