Overslaan en naar de inhoud gaan
x
Parentale ontvoering

Parentale ontvoering: Grenzen aan ouderschap

Steeds meer mensen bouwen een leven op buiten de landsgrenzen, waar ze zich vestigen voor werk, studie of liefde. Maar wanneer gezinnen uiteenvallen, kan die grensoverschrijdende vrijheid omslaan in juridische en emotionele complexiteit. Eén van de meest gevoelige en ingrijpende daden in zulke situaties is wellicht internationale kinderontvoering door een ouder. Wat op het eerste gezicht klinkt als een misdaad, blijkt vaak een complexe materie en een mix van emoties. Vaak weten ouders zelfs niet dat ze wettelijk gezien hun kind ontvoeren. Het zijn emotioneel beladen dossiers die soms botsen met de nuchtere wetgeving. Hoewel het een delicaat en moeizaam proces kan zijn, plaatst de Belgische overheid het belang van het kind steeds centraal.

Tussen wanhoop en wet

De cijfers stijgen. Alleen al in 2024 hadden de nieuw geopende dossiers betrekking op 209 kinderen, zaken die vaak jarenlang blijven aanslepen. De algemene mobiliteit leidt sowieso tot een toename in allerlei internationale dossiers. Liefde, angst, loyaliteit en wanhoop vormen het morele landschap waarin parentale kinderontvoering zich voltrekt. Er is een grote kloof tussen de emoties waarmee mensen zitten en de nuchtere wettelijke benadering. Die kloof probeert men te dichten door de relatie op te bouwen. Eerste contacten zijn altijd heel emotioneel, weten enerzijds Vesselina Araptcheva en Sharon Beavis en anderszijds Karel Tousseyn en Pierre Steverlynck, respectievelijk verbonden aan FOD Justitie en FOD Buitenlandse Zaken en onze gesprekspartners. Het belang van het kind wordt terecht als absolute maatstaf naar voren geschoven, maar dat belang is cultureel gekleurd, moreel beladen en juridisch omstreden. Niet alle antwoorden hebben een eenduidig antwoord. Wat betekent het om “thuis” te zijn in de wereld? Wat houdt ouderlijk gezag in wanneer ouders in twee rechtsstelsels leven? Is internationale jurisdictie toereikend in een context waarin emoties en identiteit grenzeloos zijn?

Kinderontvoeringsverdrag

Er is sprake van parentale kinderontvoering wanneer een kind zonder toestemming wordt meegenomen naar een ander land door de ouder die niet (alleen) het ouderlijk gezag heeft. Het is een realiteit die jaarlijks honderden gezinnen treft en zeer traumatisch is voor het kind en de achterblijvende ouder. In een wereld waarin landsgrenzen steeds makkelijker te overschrijden zijn, worden we ook geconfronteerd met de juridische en emotionele grenzen van het ouderschap. De motieven voor de ontvoering zijn divers: een vechtscheiding, een nieuwe partner of job, een terugkeer naar de “roots” van één van de ouders. Maar het gevolg is hetzelfde: een kind dat losgerukt wordt uit zijn vertrouwde omgeving en een ouder die radeloos achterblijft. Het Haags Kinderontvoeringsverdrag, een multilaterale afspraak tussen meer dan 100 landen, vormt de juridische ruggengraat om tot oplossingen te komen. Het behelst de burgerlijke aspecten van kinderontvoering, waarbij de terugkeer van het kind centraal staat. Ieder verdragsland heeft een aanspreekpunt (centrale autoriteit) dat binnen de krijtlijnen van het Verdrag bijstand verleent aan ouders in dat land en aan buitenlandse centrale autoriteiten.

Terugkeerprocedure

In België zijn, afhankelijk van de context, verschillende instanties betrokken bij kinderontvoering. Cruciaal is of het betrokken land partij is bij het Verdrag, dat wereldwijd de helft van de landen verenigt. Zo ja, dan ligt de centrale rol bij de FOD Justitie, dat het Belgisch aanspreekpunt is voor het Verdrag. Het Verdrag voorziet in een terugkeerprocedure via de centrale autoriteiten. Gaat het om een niet-verdragsland, dan ontbreekt zo’n uniforme structuur voor internationale samenwerking en het verkrijgen van een rechterlijk bevel over de terugkeer van het kind. In die gevallen neemt FOD Buitenlandse Zaken het voortouw, samen met Belgische ambassades die lokale autoriteiten trachten te bewegen tot medewerking. Daarbij wordt beroep gedaan op het diplomatieke netwerk en het fingerspitzengefühl van ervaren consuls. Dit valt onder de consulaire bijstand, die consuls vaak confronteert met aangrijpende, weinig zichtbare dossiers. Om de kansen op een oplossing te vrijwaren, worden deze doorgaans uit de media gehouden. Verdragsland of niet, veel hangt af van de nationale procedures. In sommige landen moet de ouder zelf een advocaat aanstellen, elders wordt die voorzien door de centrale autoriteit. De inhoudelijke bevoegdheid over het kind blijft echter bij de rechter in het land van herkomst. Vlucht een ouder naar het buitenland en probeert daar snel een eenzijdig vonnis te verkrijgen over exclusief gezag, dan kan op grond van het Verdrag de buitenlandse rechter worden geïnformeerd over het lopende terugkeerverzoek, zodat de procedure ouderlijk gezag kan worden opgeschort totdat de terugkeerzaak afgerond is.

Ouderlijk gezag

Een belangrijke vraag is wie het ouderlijk gezag uitoefent. Dat wordt bepaald door het recht van het land waar het kind de gewone verblijfplaats heeft. Dit gezag kan geregeld zijn via rechtswege, door een administratieve overheid of door een wettelijk erkende overeenkomst tussen de partijen. Zolang er geen regeling is getroffen, hebben beide ouders in veel landen, waaronder België, het gedeelde ouderlijk gezag. Belangrijke beslissingen over het kind mogen dus enkel genomen worden met toestemming van de andere ouder of de rechtbank. Als de achtergebleven ouder (alleen of samen) ouderlijke verantwoordelijkheid heeft, kan die de terugkeer van het kind vragen naar de plaats van duurzaam verblijf. Hiervoor wordt gekeken naar het centrum van de belangen en waar het kind duurzame banden heeft (hobby’s, vrienden, school, …). De intentie van het Verdrag is dat het kind moet terugkeren naar de vertrouwde omgeving, omdat het in het belang van het kind is. Dat welzijn staat centraal in het streven naar een duurzame oplossing, zonder partij te kiezen, ongeacht (Belgische) nationaliteit of ouderrol.

Hardnekkige dossiers

Elk dossier is uniek, wat veralgemenen onmogelijk maakt, al is er wel een lichte tendens: waar het Verdrag oorspronkelijk eerder geschreven leek met de ”ontvoerende vader” in gedachten, zien we vandaag dat vaak de primaire verzorger, meestal de moeder, degene is die vertrekt. Er zijn echter geen “veelvoorkomende” bestemmingen; parentale kinderontvoering is een wereldwijd fenomeen. Er zijn ook geen “gemakkelijke” of “moeilijke” landen om samen mee tot een oplossing te komen. Alles hangt af van de context, de mensen en de omstandigheden. Elk dossier is anders: sommige raken snel opgelost, andere blijven onverwacht lang aanslepen. De complexiteit hangt sterk af van de houding van de ouders en de bereidwilligheid van de lokale autoriteiten. Veel dossiers zijn langdurig en kunnen soms jarenlang blijven lopen. In theorie kunnen ze aanslepen tot het kind meerderjarig is. Vooral dossiers buiten verdragskaders zijn hardnekkig. Soms zorgt een veranderende persoonlijke situatie van de ontvoerende ouder voor een doorbraak, maar dat is lang niet altijd het geval.

Onbewuste ontvoering

De boodschap van de betrokken overheidsdiensten is eenduidig: ouders beseffen niet altijd dat ze wettelijk gezien hun kind ontvoeren. Vaak gaat het om een misvatting rond omgangsrecht of verkeerd juridisch advies. Vakantiereizen zijn toegestaan, maar een definitieve verhuizing zonder wederzijdse toestemming is verboden. We zijn zo mobiel geworden, dat je als voornaamste verzorger bij een nieuwe job of liefde denkt: “Ik vertrek met het kind naar het buitenland en licht de achtergebleven ouder nadien in.” Om escalatie te vermijden, zet de overheid sterk in op bemiddeling. Niet alleen om conflicten op te lossen, maar ook om ze te voorkomen. Dit met als doel ouders tot afspraken te laten komen over de hoofdverblijfplaats van het kind en een werkbare omgangs- of zorgregeling. Deze gesprekken kunnen zowel preventief als wanneer het kind al in het buitenland woont plaatsvinden. In het laatste geval wordt het kind gelokaliseerd en contact gelegd met de andere ouder. Het opsporen is niet altijd eenvoudig, aangezien men bij het nemen van zulke drastische stappen soms onder de radar wil blijven, maar in de meeste gevallen weet de achterblijvende ouder waar het kind zich bevindt. Bemiddeling kan aan de ouders worden voorgesteld door de centrale autoriteiten of de ambassade. Als de ouders bereid zijn met elkaar in gesprek te gaan over hun kind, kunnen ze rond de tafel zitten met een professionele bemiddelaar. In België heeft de Federale Bemiddelingscommissie een lijst van erkende bemiddelaars ter beschikking (te raadplegen via fbc-cfm.be).

Uitreisverbod

De overheid treedt niet op als advocaat van de burger, maar biedt informatie, begeleiding en ondersteuning waar nodig. Vaak ontstaat al vóór een mogelijke ontvoering een gevoel van dreiging: een ouder vreest dat de (ex-)partner met het kind naar het buitenland vertrekt. In zulke gevallen wordt geadviseerd om de paspoorten veilig te bewaren en de eigen juridische positie te verduidelijken. Vermoed je dat de andere ouder niet zal terugkeren met het kind, dan kan je melding doen bij de lokale politie en preventief naar de rechtbank stappen om een uitreisverbod rond het kind aan te vragen. Een uitreisverbod kan worden bevolen bij concrete signalen voor een nakende ontvoering. De wet bewaart het evenwicht tussen ouderlijk recht en kinderbelang. Achter elk dossier schuilt een persoonlijk drama: een radeloze ouder en een kind dat verscheurd wordt tussen twee werelden. Hen wordt de krijtlijnen van het Verdrag geduid, hoe een terugkeer eruitziet, wat nodig is voor een verzoek om terugkeer. Er worden oplossingen gezocht die de fysieke én emotionele veiligheid waarborgen. 

Auteur:
Koen Van der Schaeghe & Theo Dirix