Evert Waeterloos | Confidenties uit Afrika
“Pas als Afrikaanse problemen Europese zorgen worden, is er hoop op verandering. Dat maakt het mondiale milieuvraagstuk op middellange termijn tot sleutel”, dixit Evert Waeterloos. Hij cultiveert de verwondering voor een continent dat qua potentieel nog steeds onderbelicht blijft. Hij opereert tussen economische, sociale en ecologische uitdagingen, pendelt tussen Mozambique en Zambia en staat in spreidstand tussen theorie en praktijk.
Rurale ontwikkeling
Hoewel hij dit initieel nooit nastreefde, vormt Engelstalig zuidelijk Afrika de rode draad doorheen Everts loopbaan, zowel academisch als beleidsmatig. Er staat bovendien twintig jaar ervaring op de teller in Afrika zelf. “Vandaag blijft de regio aantrekken, maar het is toeval dat ik hierin rolde. Het is ook niet zo dat het onmiddellijk grote liefde was. Dat is gegroeid. Als Belgen hebben wij ook geen historische links met de regio, zoals we die we met Centraal-Afrika wel hebben.” Evert werkte in Afrika al voor diverse actoren. Vandaag is hij verbonden aan Enabel – het Belgisch Ontwikkelingsagentschap, dat het federale beleid voor internationale ontwikkeling uitvoert. Specifiek zet hij zijn expertise momenteel in op projecten voor hernieuwbare energie. Hij focust daarbij vooral op rurale ontwikkeling. Eerder in Zimbabwe, Namibië en Zuid-Afrika, nu in Mozambique.
"We moeten het tweerichtingsverkeer erkennen."
Als het leven een leerproces is, dan geldt dat zeker in Afrika. Dat hij nooit onverschillig of nonchalant omging met zijn intenties, noemt hij zijn grootste kracht. Hij bleef altijd zelfkritisch. “De groei moet door, en samen met, de Afrikanen gebeuren. De globale milieucrisis zal ons verplichten om mondiaal de dingen anders aan te pakken. Daar ligt een uitdaging, maar ook een kans in de vertaalslag van de traditionele ontwikkelingssamenwerking naar een nieuwe krachtenbundeling. De formele handleiding voor een stabiele toekomst ligt op tafel: de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s) van de Verenigde Naties. Die doelen bestrijken trouwens niet enkel het Zuiden, maar ook de westerse contreien. We zijn dan ook toe aan een grondige vernieuwing van ons denkpatroon. We moeten ons afvragen wat wij kunnen leren van mensen in het Zuiden. Onder meer over hun omgang met crisissen.”
Gezondheidsimpact
“De denkfouten slaan niet enkel op het socio-economische, maar ook op het klimaat. Het betreft de gevolgen van de handelingen van persoon a in één land, op persoon b in een ander land. Dat is een realiteit die eindelijk mondiaal erkend wordt. Denk bijvoorbeeld aan de roofbouw die men pleegt op gebieden waar allerhande virussen leven. De consequenties bedreigen de volledige wereldbevolking. Daarnaast promootten we in het rijke Noorden al lang bepaalde technische en economische benaderingen die we als een garantie zagen voor een globale ontwikkeling. Dat werkte onvoldoende. We zitten vandaag effectief met een hele resem nieuwe urgente uitdagingen, die mondiale samenwerking vereisen.”
“Daarom focus ik op het ruimere spectrum van de hulparchitectuur. Ik wilde verder kijken dan het projectmatige van specifieke interventies. Zo ging ik reflecteren over de doeltreffendheid van hulp: wat gebeurt er met het gemeenschapsgeld? Is onze werkwijze de juiste? Het concept van ontwikkelingssamenwerking staat al langer ter discussie en ik verwacht een verdere uitfiltering. Het oude paradigma wil ik omdraaien. Dat kwam neer op achtereenvolgend technische assistentie, financiële assistentie en tenslotte beleidsondersteuning. Belangrijk is het erkennen van het tweerichtingsverkeer en de globale uitdagingen.”
Veerkracht
“De leegroof van voormalige kolonies is geen verleden tijd. Nog steeds worden grondstoffen gedolven zonder voldoende nationale en internationale controles. Landen én mensen worden letterlijk leeggeroofd. Samen met andere donoren is het Belgisch ontwikkelingsagentschap Enabel actief in Mozambique rond het aanmoedigen van hernieuwbare energie. Want van de mijn- en olie-ontginning wordt de gewone man niet beter, van hernieuwbare energie kan dat in principe wel. Dit zou een kantelmoment kunnen zijn. Voor rurale ontwikkeling kan dat een belangrijke stimulus en hefboom betekenen. De bevolking kan voedsel koelen of invriezen, kleinschalige winkeltjes worden zelfstandiger. En in hun huis zorgt betere verlichting indirect voor betere schoolresultaten.”
Evert is allesbehalve een Afrikapessimist. Hij blijft veerkrachtig door kleine successen hoger in te schatten dan doemverhalen. “Ik haal veel genoegen uit bepaalde inzichten die ik aanbreng of die in samenspraak met de Afrikanen ontwikkeld worden. Kleine maar verankerde verbeteringen vormen voor mij de kroon op het werk. Die krijg je meestal pas na een langere tijd. Ik vind het belangrijk om dat theoretisch te blijven kaderen, anders word je zeer cynisch. Ik probeer elke dag opnieuw iets te leren en in te zien dat ik het in andere omstandigheden niet zou hebben geleerd of gezien. Dat gaat dan over persoonlijke contacten of kleine successen.”
Reflecteren
“Wie langer buiten Europa leeft, krijgt een hogere tolerantiedrempel voor het minder uitvoerig plannen in Afrika. Je neemt de dingen meer zoals ze op je afkomen. Maar dat wil niet zeggen dat die frustratie volledig wegebt. Je moet die ergernis een plaats geven en het is mijn job - daarvoor worden wij geselecteerd en toch wel goed betaald – om te blijven bemiddelen tussen een westerse donor en een niet-westerse ontvanger. Het is een zeer veranderlijke context waarin wij projecten en programma’s uitvoeren. Je moet risico’s nemen en flexibiliteit tonen, wetende dat het altijd beter kan. Idealiter bezit je een zekere mildheid, voor jouw omgeving en jezelf. Ik stel me wel vaker de vraag: Is dit nu de beste manier om er tegenaan te kijken?”
“Mijn intermezzo in België na elf jaar Zimbabwe deed me anders kijken en ervaren. Ik vond het belangrijk om terug te plooien. Ook al bleef ik jaarlijks teruggaan, de afstand deed goed. Ik verbreedde mijn blik via universiteiten en academische samenwerking binnen Europa en met andere zogenaamde ontwikkelingslanden Nu zit ik opnieuw zowat negen jaar in de regio. Ik werk in Mozambique, maar woon minstens halftijds in Zambia. Samen met mijn Nederlandse vriendin Marianne en onze kinderen vormen we een nieuw samengesteld gezin, met één dochter samen en één uit haar vorige relatie. Met in tijden van wereldwijde pandemieën veelal thuiswerk. De in- en uitreismogelijkheden zijn ook in zuidelijk Afrika erg beperkt momenteel.”