Overslaan en naar de inhoud gaan
x
repats

Zij keerden terug naar hun roots, na jaren in het buitenland

Tamara, Roos en Veronique woonden lange tijd in andere oorden. Maar hoe kom je na al die jaren weer ‘thuis’? Want terugkeren naar ons Belgenlandje, dat blijkt vaak een cultuurshock...

Tamara

Tamara was dolgelukkig in Canada, maar koos uiteindelijk voor haar familie in België

Tamara (45): “België was altijd al een beetje te klein voor mij. Als kind keek ik met grote ogen naar Amerikaanse films zoals ‘Grease’ en zei ik tegen iedereen die het wilde horen: ‘Ooit ga ik naar Amerika, wacht maar!’ Toen ik bijna 30 jaar geleden afstudeerde, stond één ding dan ook pal bovenaan mijn verlanglijstje: de wereld zien. Ik begon met een jaartje in Chicago, maar het echte avontuur startte pas toen ik op mijn 22ste met twee valiezen naar Canada vertrok. Ik had het geluk dat mijn ouders, en dan vooral mijn mama, me dubbel en dik steunde in mijn reisplannen. ‘Ik heb liever dat je gelukkig bent aan de andere kant van de wereld, dan dat je hier in België je draai niet vindt’, zei ze altijd. Ze stond er wel op dat ik mijn vertrek tot in de puntjes zou voorbereiden, zodat ik in Canada niet voor onaangename verrassingen kwam te staan. Uiteindelijk ben ik bij een superlieve Canadese familie terechtgekomen, waar ik als au pair voor de twee kinderen zorgde. Na twee jaar ben ik van job veranderd, en in de financiële sector gaan werken. Mijn jaren in Canada waren niet alleen op professioneel, maar ook op privévlak heel verrijkend. Ik kwam daar aan als prille twintiger, en moest razendsnel mijn plan leren trekken. Door het grote tijdsverschil met België kon ik niet gauw even naar mijn ouders bellen als ik met een probleem zat. Ook op sociaal vlak moest ik mijn eigen boontjes leren doppen. Gelukkig stelde ik mezelf altijd open en sociaal op, zodat ik snel nieuwe vrienden en kennissen leerde kennen. Al miste ik soms mijn ouders en mijn zus in België wel. Vooral tijdens de eindejaarsperiode had ik het moeilijk.

Aan mijn tijd in Canada leek geen eind te komen, maar dat veranderde met de aanslagen op de Twin Towers in New York, in 2001. Mijn mama was toen net bij mij op bezoek en vertrok kort na de aanslagen terug naar België. De regels in de Amerikaanse en Canadese luchthavens werden opeens veel strenger. Ik was bang dat een familiebezoek in België niet meer zo vanzelfsprekend zou zijn. Toen mijn zus ook nog eens over gezinsuitbreiding sprak, begon de afstand pas echt te knagen: wat als mijn neefje of nichtje mij enkel zou kennen als ‘die mevrouw in Canada’? Ik ben dus vooral voor mijn familie naar België teruggekeerd, al had ik ook nog enkele jeugdvrienden om me op te vangen bij mijn terugkeer. Maar simpel was dat toch niet. Niet alleen was ik zélf veranderd, ook in Vlaanderen had het leven niet stil gestaan: mijn vrienden waren ondertussen getrouwd, hadden kinderen gekregen, een huis gebouwd… Ik wilde niets liever dan hen vertellen over mijn belevenissen in Canada, maar sommigen zagen dat een beetje als opschepperij. Het heeft even geduurd eer we weer op dezelfde golflengte zaten, dat was in het begin echt wel zoeken. Toen ik terug in België was, dacht ik: nu blijf ik hier vast voor altijd. Tot ik na tien jaar plots de kans kreeg om naar Groot-Brittannië te verhuizen voor mijn werk. Omdat de reismicrobe nog altijd kriebelde, waagde ik mijn kans. Maar twee jaar later dreef het noodlot me toch weer terug naar België: mijn mama had de diagnose van kanker gekregen, en de dokter gaf haar niet lang meer… Ik ben meteen teruggereisd, om mama in haar laatste maanden bij te staan en te verzorgen. Mocht het niet voor mijn papa zijn geweest, die alleen achterbleef, was ik zeker teruggekeerd naar Groot-Brittannië. Maar nu besloot ik definitief in België te blijven. In het begin miste ik hier in Vlaanderen de hartelijkheid wel. Als je in Canada bijvoorbeeld iets zocht in een winkel, sprong de winkelier letterlijk van zijn stoel om je te helpen. Hier in België zijn mensen gereserveerder. Al heb ik wel ontdekt dat Vlamingen, eens ze je in hun hart sluiten, enorm trouwe vrienden zijn. En zo ben ik eigenlijk best trots op mijn Vlaamse roots.

Door het plotse afscheid van mijn moeder heb ik beseft hoe snel het leven gedaan kan zijn, en besloot ik hier in België eindelijk werk te maken van mijn grote droom: mijn eigen katten- en hondenpension openen. In die job heb ik echt mijn passie gevonden. Dat helpt me ook om me hier thuis te voelen. Ik ga niet zeggen dat mijn tijd in het buitenland ‘een zoektocht naar mezelf’ was, maar vroeger was ik toch veel onrustiger: ‘Wie ben ik? Wat wil ik eigenlijk met mijn leven?’, zulke vragen spookten toen voortdurend door mijn hoofd. Mijn dierenpension heeft me een doel gegeven, en daarmee ook rust. En de reismicrobe? Die steekt af en toe de kop op, maar ik beschouw reizen ondertussen als een ‘gewone’ hobby. Ik reis wel nog elke drie jaar terug naar Canada, om mijn vrienden daar te bezoeken, maar voel me intussen goed bij mijn leven hier.”

Roos

Roos keerde na een leven in Duitsland terug naar de Westhoek

Roos (65): “Toen ik meer dan 40 jaar geleden naar Duitsland verhuisde, stond heel ons dorp in rep en roer. Zo ver weg! Maar mij leek het een geweldig avontuur. Eigenlijk was die verhuis het idee van mijn kersverse echtgenoot. Hij had net zijn legerdienst in Duitsland afgerond, en had daar opgevangen dat ze leerkrachten zochten om les te geven aan de kinderen van militairen. Mijn ouders schrokken wel: ik was hun oudste dochter, ging als eerste het huis uit, en dan meteen zo ver weg naar Duitsland, meer dan 450 kilometer van Poperinge. We hadden daar in Duitsland zelfs geen vaste telefoon. Mijn enige contact met het thuisfront bestond uit een brief die ik één keer per week schreef. Gelukkig vonden mijn man en ik snel aansluiting bij de andere Belgen die naar Duitsland waren verhuisd om er les te geven. Ook zij voelden zich wat verweesd in hun nieuwe land. Omdat we allemaal ver van onze familie woonden, werden we een beetje elkaars ‘vervangfamilie’. Als iemand een probleem had of dringend een babysit nodig had, sprongen we meteen in de bres voor elkaar. In het begin had ik maar een tijdelijke lesopdracht, maar uiteindelijk ben ik 21 jaar in Duitsland gebleven. Ik heb alle grote stappen van het leven daar genomen: settelen, kinderen krijgen en, helaas ook, uit elkaar gaan met mijn man… Midden jaren negentig ben ik even terug in België komen wonen, maar Duitsland bleef aan me trekken. Toen ik de kans kreeg om opnieuw les te gaan geven in Duitsland, ditmaal aan een Europese school, heb ik dan ook geen moment getwijfeld. Het werden opnieuw tien prachtige jaren, daar tussen al die mensen van verschillende nationaliteiten en culturen.

Toen mijn pensioen in zicht kwam, ben ik definitief teruggekeerd naar België, naar een landelijk dorpje in West-Vlaanderen, om weer dichter bij mijn zonen te wonen, die hier waren gebleven. Een hele cultuurshock na het grote Duitsland. Maar gelukkig ben ik iemand die vlot contacten legt: het eerste wat ik heb gedaan toen ik aankwam in mijn nieuwe dorp, was een kapper en een bibliotheek zoeken. Op die manier leerde ik in een mum van tijd nieuwe mensen kennen. En ik heb mijn West-Vlaams dialect opgepoetst, zodat ik niet te hard zou opvallen als ‘vreemdeling tussen de locals. (lacht) Toch was het niet makkelijk om na al die tijd weer mijn draai te vinden in België. Vooral in het verkeer heb ik in het begin echt doodsangsten uitgestaan: auto’s die me langs links én rechts voorbijstaken, bumperklevers, snelheidsduivels… In Duitsland krijg je daar meteen een zware boete voor, maar hier in België lijkt zondigen tegen de verkeersregels wel een nationale sport. Ik had het ook moeilijk met die typisch Vlaamse kerktorenmentaliteit. Als ik mensen vertelde dat ik jaren in Duitsland had gewoond, reageerden ze meteen heel onbegrijpend: ‘Zo ver? Dat zou ik nooit doen!’ Niemand leek te snappen hoe zalig het kan zijn om je horizonten te verruimen. Toen ik net terug in België was, zat Duitsland ook nog voortdurend in mijn hoofd. Ik zat de hele tijd te denken: hoe zou het daar nu zijn, aan de Europese school? Maar hoe langer ik terug in België woon, hoe meer die heimwee slijt. Soms vraag ik me weleens af wie ik zou zijn geworden als ik gewoon in België was gebleven. Die jaren in Duitsland hebben me echt gevormd. Maar ondertussen kan ik wel zeggen dat ik me verbonden voel met België, vooral dan met de bourgondische kant. (lacht) Al heb ik een tikkeltje meer discipline, zoals mijn Duitse vrienden!”

Veronique

Veronique reisde als kind de wereld rond, maar raakte onderweg zichzelf kwijt

Veronique (32): “Ik was pas acht toen we met het hele gezin naar Australië verhuisden, voor de gezondheid van mijn zus, die door haar slechte longen behoefte had aan heel gezonde lucht. Na twee jaar in Australië volgde Spanje, voor mijn vaders werk. Ik denk dat we daar in Spanje nooit langer dan twee jaar op eenzelfde plaats hebben gewoond. Dat betekende dus ook dat ik als jong meisje voortdurend van school moest veranderen. Meestal stuurden onze ouders ons naar een International School, waar we in de klas zaten met kinderen uit verschillende landen. Altijd weer nieuwe vriendjes maken: ook mijn klasgenootjes vonden dat heel gewoon. Omdat je elkaar maar voor een paar jaar kende, was iedereen meteen heel open tegenover elkaar. Je sprak elkaar meteen aan, om te kijken of je, voor een korte periode dan toch, vrienden kon worden. Ik vond die directe manier van communiceren toen heel gewoon. Het was pas toen we terug naar België kwamen, op mijn 16de, dat ik merkte dat mijn directheid helemaal niet zo normaal was. Op mijn nieuwe Vlaamse school voelde ik meteen dat de andere kinderen me een rare vonden. Ze rolden met hun ogen als ik per ongeluk een Engels woord tussen mijn Nederlands flanste en hadden totaal geen boodschap aan mijn directheid. Ik werd steeds vaker uitgesloten, voelde me een freak, een buitenstaander… Ook tijdens de lessen zelf vond ik mijn draai niet, want het Vlaamse schoolsysteem was totaal anders dan dat op de International School. Ik was helemaal uit evenwicht. Van het open, sociale meisje dat ik daarvoor was, bleef bijna niets meer over. En ook al wilde ik wel verder gaan studeren, door mijn taalachterstand was ook dat geen succes. Ik ben dan maar terug naar het buitenland vertrokken voor een tijdje, omdat ik dacht: misschien voel ik me daar wél gelukkig.

Op mijn 25ste is het licht dan helemaal uitgegaan, en ben ik in een depressie beland. Ik woonde toen weer op mijn eentje in Antwerpen, maar kon er maar niet aarden. Omdat een therapeut me niet kon helpen, ben ik zelf beginnen te zoeken naar wat er precies met me scheelde. Op het internet en in boeken las ik over ‘third culture kids’, expatkinderen die zich door het vele rondreizen nergens écht thuis voelen. Opeens ging er een lichtje branden: ik was zo’n third culture kid! En er waren dus nog mensen die, net als ik, worstelden met vragen als ‘Waarom vind ik nergens echt een thuis?’ en ‘Wie ben ik eigenlijk?’ Veel third culture kids dragen ook onverwerkt verdriet met zich mee, omdat ze vaak halsoverkop van de ene naar de plaats verhuizen, zonder van hun vorige thuis afscheid te nemen. In de verhalen van lotgenoten vond ik veel troost. Ik besefte plots dat ik met elke verhuis tussen mijn 8ste en mijn 16de mezelf een beetje had ‘heruitgevonden’. Op elke nieuwe school kon ik weer proberen om iemand anders, iemand beter te zijn. Maar als je dat te vaak doet, raak je jezelf op een bepaald moment kwijt. Dat was wat er op mijn 25ste was gebeurd: ik had gewoon totaal geen idee meer van wie nu de echte Veronique was. Door de verhalen van andere third culture kids te lezen, kreeg ik zelf ook zin om iets met mijn ervaringen te doen. Daarom werk ik nu als coach voor expatkinderen die worstelen met hun dubbele, of driedubbele achtergrond. Het lukt me ondertussen ook beter om zelf mijn draai te vinden hier in België. Ik heb een lieve man gevonden, met wie ik samenwoon op het Limburgse platteland. Vroeger haatte ik nochtans alles wat met België te maken had, het was de plaats waar ik me zo vreselijk eenzaam had gevoeld op school. Maar nu heb ik er bewust voor gekozen om mijn leven hier op te bouwen: trouwen, wonen, kinderen krijgen... Al gaat dat settelen met vallen en opstaan. Ik heb namelijk nooit geleerd om ergens definitief mijn wortels in de grond te steken: vrienden waren altijd maar voor even, net zoals relaties. Dat ik nu in een serieuze relatie zit, zonder vervaldatum, daar moet ik echt aan wennen. Maar voor mijn prachtvriend wil ik die moeite wél doen.

De drang om na een paar jaar weer van woonplaats te veranderen, blijft soms ook de kop opsteken. Maar ondertussen heb ik een manier gevonden om daar mee om te gaan: in plaats van elke keer weer te verhuizen, geef ik nu gewoon mijn interieur een make-over. Dat is een pak goedkoper! (lacht) Ik heb uit die bewogen jaren ook geleerd om een huis of stad nooit ‘mijn thuis’ te noemen. Mijn thuis zijn voor mij veel meer de mensen die ik graag zie: mijn ouders, mijn zussen, mijn vriend. Vandaag is dat toevallig België, maar wie weet wat ‘thuis’ binnen tien jaar zal zijn…”

 

Auteur:
Margot Kennis | Beeld: Tim De Backer - Dit artikel verscheen eerder in het tijdschrift Libelle