Overslaan en naar de inhoud gaan
x
Voetsporen

Uit de schoenen van voetsporen in den vreemde gegroeid

“Wat doe ik mijn kinderen toch aan?” Die vraag had hij zich tijdens zijn jarenlange verblijven in het buitenland dagelijks gesteld, zo verzuchtte een expatouder op deze pagina’s in mei 2023.

Ondertussen “gingen jaren heen” en dreven ook de volgende uit het hoofd geleerde verzen boven: “De kindren werden groot en zagen dat de man dien zij hun vader heetten,” na zijn pensioen, toch maar weer naar het buitenland was teruggekeerd. “Om door het vuur te rennen en door het water te plassen tot bij een ander lief in eenig ander land”? Nee, die overwinning gunnen we de ironie niet. Wel moest de kroost die zich ondertussen hier had gevestigd vaststellen dat hij weer vertrokken was en stilaan door heimwee wordt geplaagd.

Zou hij nu zelfs Elschot’s woorden: “als een stervend paard” durven misbruiken omdat hij de geur van de stal mist? Nee, dat gunnen we het cynisme niet. Maar als troostende of geruststellende antwoorden op zijn vraag niet komen, dan kan hij misschien zelf een imaginaire trialoog opzetten.

Op de vraag of verblijven in het buitenland echt zo’n slechte ervaring waren, mogen uiteenlopende antwoorden van expatkinderen gerust zwalpen tussen een vloek en een zegen. Zou dat het geval van zijn kinderen zijn, oef, dan zou het niet aan hem liggen: had hij hen niet op precies dezelfde manier behandeld? Mochten zij elk een verschillend discours over identiteit houden, dan zou dat hem zelfs deugd doen. Want dan zou het ook aan hun anders-culturele moeder kunnen liggen.

Het zal wel van een andere orde zijn, want ook alweer over hem, maar wegens het Zuid-Limburgs van zijn vader en het Hoog-Antwerps van zijn moeder was zijn dialectloze jeugd ook geen wandeling door het park.

Meer nog, een jeugd buiten de norm wakkerde zijn anderszijn als een bosbrand aan. ‘Anderszijn’: nog zo’n begrip dat zij tijdens hun verblijven wellicht als een bedreiging ervoeren, maar hadden ze die bedreiging dan niet even goed kunnen uiten en uitvoeren, zoals hun (voor-)ouder?

Zelfs zijn representatieve functie had hij altijd als een ‘opvoering’ gezien. “Een opleiding en een verleden in woord en drama zijn me altijd goed van pas gekomen,” zo koketteerde hij: “in de diplomatie, in het leven, vooral in het buitenland.” Meer operette dan dat heeft ‘anderstaligheid’ in zijn ogen nooit verdiend: wordt dat soort van ‘onheil’ immers niet gewoon bestreden met werk, inspanning, broek verslijten? Of deed dat mantra ook al pijn?

Op de vraag of een terugkeer naar het zogenaamde thuisland dan geen oplossing was, mogen de antwoorden ook uiteenlopen. Hij zou een klaagzang over bullying verwelkomen: alsof hij er zelf ooit aan was ontsnapt? Of een preek over multiculturaliteit, superdiversiteit, fluïditeit, etc.: een preek daarover zou net zo pijnlijk overkomen als de klaagzang.

Op de vraag of een terugkeer naar het buitenland, op zoek naar voetsporen van vroeger, dan geen oplossing zou zijn, mag een verschillende reactie van de eigen kroost ook weer dolen tussen hard en zacht, tussen “nooit meer van mijn leven” en “misschien, ik sluit niets uit”.

De nieuwe generatie mag dan uit de schoenen van hun voetsporen in het buitenland zijn gegroeid, de oude blijft daar zelf wel dwalen tussen hun uiteenlopende reacties.

Auteur:
Theo Dirix