NOMADISME een literaire inleiding
En als we ‘glomad’ nu eens zouden vervangen door ‘woninglooze’ en ‘diginomad’ door ‘brievenschrijver op zee’, wat zouden dan hedendaagse synoniemen van ’zeekoorts’ of ‘zwervenszat’ zijn? Sta mij toe nog heel even lyrisch doen over voorgangers van YouTubers en Instagrammers, want een paar van mijn favoriete oude dichters zijn actueler dan ooit.
Gewoonlijk reizen we licht, wij nomaden, en toch heb ik ze bewaard: ‘Herinneringen aan Slauerhoff, door Albert Helman in gesprek met Cees Nooteboom’, een artikel uit het oude glossy modeblad Avenue. Van de zwervende Nederlandse dichter-scheepsarts Jan Jacob Slauerhoff (1898-1936) heb ik nooit afstand kunnen nemen: “Alleen in mijn gedichten kan ik wonen. Zoolang ik weet dat ik in wildernis, in steppen, stad en woud dat onderkomen kan vinden, deert mij geen bekommernis”, zo schreef hij in 1934 in ‘Woninglooze’.
Vervang gedichten door video’s en je denkt dat Naick en Kim, een beetje verderop in dit nummer, aan het woord zijn. Toen ik zo oud was als zij nu, recenseerde het Vlaamse maandblad ‘De Schoolkrant’ één van mijn jeugdgedichten als: “beslist het beste om in te wonen, zoals Slauerhoff zegt”, en dat zegt genoeg.
Nooteboom heb ik ooit in Montreal verweten dat hij mee schuldig is aan de zwerver die ik geworden ben, hij vond het niet erg en ik vandaag ook nog niet. “Nergens in dit heelal heb ik een vaste woonplaats schreef hij op zijn hoed van cipressen. De dood nam zijn hoed af, dat hoort zo. De zin is gebleven. Alleen in zijn gedichten kon hij wonen.”, zo opent Nooteboom het derde deel van zijn gedicht ‘Bashô’ in 1989.
Toen ik later van de FOD Buitenlandse Zaken zeven consulaire posten toegewezen kreeg, keek ik op naar de Nederlands-Surinaamse schrijver en ambassadeur voor Suriname, Albert Helman (1903-1996, pseudoniem van Lou Lichtveld). Later verdeelde hij zijn tijd tussen zijn huis ‘Bel Exil’ op Tobago en een verlaten bergdorp in Italië: dat klinkt vertrouwd hier op mijn ivoren toren in Griekenland, waar het interview met de drie zwervende schrijvers nog eens uit een boek viel.
Wat die drie gemeen hebben is hun bereisdheid, hun hang naar het buitenland. En de overtuiging dat reizen kijken is, indringend kijken, om dan neer te schrijven wat pakt. Niet louter registreren maar de essentie zoeken, naar dat wat raakt. Wat ze ook gemeen hebben, is dat ze stukjes voor een krant of tijdschrift schreven, of verslagen voor hun werkgever, ook werk van observatie en diagnose, waarin ze hun bezetenheid temperden.
In een leuk maar ondertussen wat gedateerd boekje ‘Out of Belgium’ noteert Koen Van der Schaeghe uit de mond van diplomaat-schrijver Herman Portocarero dat hij zwerft om alles aan te raken, “por tocar erro”, tenzij je die verbastering van zijn naam moet lezen als dwalen omdat hij geraakt heeft.
Nomadisme is de levenswijze van een groep mensen die van plaats tot plaats trekt om zich in leven te houden, oorspronkelijk herders of jagers. Tijdens mijn reizen heb ik nog geregeld bij hedendaagse nomaden aangezeten, bij Toearegs in Noord-Afrika (en gelukkig nooit een vierde kopje thee gekregen, want bedoeld als ondrinkbaar bitter), bij bedoeïenen in het Midden-Oosten (gelukkig mijn eerste lege kopje kardemom koffie meteen onderaan de stapel kunnen teruggegeven) en bij Masaï in Oost-Afrika (melk gemengd met bloed, tot daar aan toe, maar die houtskoolsmaak blijft wel hangen). Bij ons ben ik nooit afgestapt in kampen van Roma of Sinti en dat moet ik zeker nog eens doen.
Maar vandaag komen nieuwe groepen nomaden zomaar mijn huiskamer binnen, via het scherm van mijn PC of smartphone. Ze zijn al met velen en nog veel meer dromen van leven en werken in beweging, want dat is de kern: thuiswerk maar dan op voortdurende verplaatsing. Elke vogel zingt zoals hij gebekt is, maar er zijn nu eenmaal standvogels en trekvogels; in dit dossier zijn wij benieuwd hoe en waarin die tweede soort tijdens de trek het liefst ‘woont’.