Overslaan en naar de inhoud gaan
x
Theo & Alya Dirix

Het wisselende welzijn van een expatdochter

"Wat doe ik mijn kinderen toch aan?" Die vraag heb ik me tijdens jarenlange verblijven in het buitenland, dagelijks gesteld. Uit de open brief van mijn dochter Alya blijkt nu dat het niet hoefde. Behalve toen ik me de vraag niet stelde.

- Theo

Telkens ik nieuwe mensen ontmoet, duurt het nooit lang: nauwelijks een paar woorden in de conversatie of mijn Frans accent (Parisien, zelfs), Zuiderse trekken èn Belgische houding lokken de fatale vraag uit: “maar van waar bent u eigenlijk?”

Meteen keren alle nieuwsgierige blikken zich om. Soms neemt mijn gevoel van het moment het antwoord over. Meestal echter laat ik het aan de vraagsteller of er al dan niet een eerlijk antwoord komt: ik volg hem of haar dan in wat hun drijft. Niets is erger dan een heel leven te moeten uitstallen, met inbegrip van een lijst van landen waar ik ooit gewoond heb. “Zo aanstellerig”, zie ik ze dan denken, en als retour krijg ik meteen hun persoonlijke ervaringen in het buitenland te verwerken. Daarom reageer ik meestal met: “wilt u de korte of de lange versie?”.

Hoe eervol het ook is om op die vraag in te gaan, feit is dat de meesten voor de korte versie kiezen. Daarom neem ik vaak zelf al een binnenweg door me gewoon een Brusselse te noemen, zo beken ik hier. Zo’n grote leugen is dat niet. Of moet ik mij definiëren op basis van de oorsprong van mijn ouders, mijn geboorteplaats, de culturen waarin ik ben opgegroeid of de talen die ik spreek?

Mijn vader is Belg/Limburger, mijn moeder Marokkaanse/Berberse en de eerste achttien jaar van mijn leven heb ik in het buitenland gewoond. Geboren in Saoedi-Arabië, verbleef ik daarna drie jaar in Jordanië, vier jaar in Canada en vier jaar in de Verenigde Arabische Emiraten. Na een tussenperiode van vier jaar in België, ben ik opnieuw vertrokken om mijn humaniora met een Frans baccalauréat af te ronden, … in Griekenland.

Op sommige dagen voeg ik daar nog aan toe dat mijn oudere broer ook nog even in Tanzania was en dat ik tijdens mijn studies aan de universiteit van Louvain-la-Neuve vier jaar lang geregeld naar Denemarken ben getrokken om daar, bij mijn ouders en zonder vrienden en andere afleidingen, te blokken. Hoe vaak heb ik niet moeten horen: “oei, ik dacht je Deense was. Nee, Griekse dan?”

Zo, nu dat van de baan is, over naar volgende oefening: wat zijn de beste antwoorden op de favoriete vragen uit de Ultimate Guide to Small Talk voor kinderen van expats: “Waar woonde u liefst? Waar voelde u zich het best thuis? Was het niet moeilijk om vrienden te maken en ze dan achter te laten?”.

Hoe ik tot volgende pitch ben gekomen, is te lang om uit te leggen: “Sommige jaren heb je ‘t gemakkelijker dan andere; op elke leeftijd verandert de houding tegenover het land waarin je woont; alles hangt van je persoonlijkheid af (mijn broer en ik die dezelfde opvoeding kregen, hebben helemaal niet hetzelfde gevoeld); sociale media helpen om langeafstandsrelaties te onderhouden; ik ga nog geregeld terug naar vrienden in die landen of zij komen hier op bezoek”, en zo verder.

Maar misschien verlangt u van dit stuk wel meer dan de gebruikelijke banaliteiten die bij een biertje horen. Daarom deel ik graag een paar bedenkingen bij mijn wisselend welzijn, liever dan louter subjectieve ervaringen te veralgemenen.

In buitenlandse scholen waren wij vooral door expatkinderen omringd. Dat had niks uitzonderlijks, integendeel, het was bijna de norm. Wel speciaal was dat mijn broer en ik vaak de enige Belgen op school waren: Belg zijn, dat was pas buiten de norm.

Ik geef wel toe dat het cyclische ritme van drie of vier jaar, en dat achttien jaar lang, mijn persoonlijke ontwikkeling flink heeft ondersteund. Tot vandaag, tien jaar later. Zo heb ik van kleins af aan, op de vooravond van elk nieuw schooljaar in een nieuwe post, de gewoonte aangenomen om in een schriftje te noteren wat ik in de volgende jaren wilde worden, welke kwaliteiten ik vooruit wilde schuiven en welke slechte gewoontes ik moest afleren.

U begrijpt hoe fantastisch het is om zich telkens opnieuw uit te vinden, en stommiteiten of slechte herinneringen en andere ongelukkige momenten achter zich te laten. Niet dat ik elke keer mijn hele persoonlijkheid van het bord heb geveegd, maar wel dat ik al heel vroeg een gewoonte van introspectie heb aangenomen. Zo komt de rode draad van wie men is, ook los van de omgeving waarin men leeft. 

Het is maar bij een terugkeer naar het zogenaamde thuisland (en wat de rest van de wereld dus normaal vindt) dat het schuurt. Als je vrienden op hun twaalfde horen dat je in Jeddah bent geboren en net terugkeert van vier jaar Abu Dhabi, dan ben je allesbehalve cool. Integendeel. Op die leeftijd kunnen de meesten die namen nauwelijks uitspreken of op een kaart aanduiden. Andere codes en referenties en schoolprogramma’s maken het nog erger. Geplaag en gepest, zo eigen aan die ondankbare leeftijd, komen hard binnen. Bovenop moet je nog voldoende wapens in huis hebben om te aanvaarden dat jij die altijd je Belgische roots hebt verdedigd, zo bijzonder weinig van dat land kent en dat er nauwelijks iets overeenkomt met wat je had verwacht. U hebt ondertussen toch niet uw zakdoek bovengehaald?

Natuurlijk is die periode voor alle jongeren, los van elk parcours, een gruwelijke tijd. Toch ben ik bijzonder dankbaar voor wat het mij heeft opgebracht: zo heb ik altijd het spelletje “hoofdsteden raden” gewonnen, niet dankzij mijn algemene ontwikkeling maar omdat ik ze met mijn ouders had bezocht. Ook had ik flink wat voorsprong tijdens mijn lessen antropologie omdat “een houding van participerende waarneming” mij niet vreemd was.

Alle gekheid op een stokje, boven op de rijkdom om zich in diverse culturen onder te dompelen, en dat op een leeftijd dat men zich van die verschillen nauwelijks bewust is, werden de soft-skills om zich in onze open maatschappij te bewegen sterker. Je hebt het gemakkelijker om je aan te passen aan uiteenlopende socio-culturele milieus, andere etiquettes te respecteren, met talen te goochelen, de ander en hun referenties aan te voelen, zich overal thuis voelen, pagina’s zonder veel drama om te slaan, kortom tijd en ruimte gemakkelijker te relativeren. Ook al geldt dat allemaal misschien alleen voor mij en gebruik ik het daarom zo graag in mijn CV?

Maar dat alles heb je niet meteen door. Mij is het pas duidelijk geworden toen mensen rondom mij zin kregen om alles overboord te gooien om naar de andere kant van de wereld te reizen. Ik had niet de minste zin om me weer met kartonnen verhuisdozen te omringen. Sociale druk probeerde mij bovendien duidelijk te maken dat ik de “ervaring van mijn jeugd” zou missen. De zin was er wel maar de goesting om me ergens te vestigen en een soort van samenhorigheid te voelen, veel groter.

Ik sluit niet uit dat ik ooit nog eens vertrek. Vandaag steek ik mijn energie liever in de onweerstaanbare drang om een stad te doorgronden, haar geschiedenis, de namen van haar straten, cafés en cultuur te leren kennen, en tram en bus te nemen zonder blik op Google Maps.

Samengevat: toen ik zei dat ik vaak een binnenweg nam door me gewoon een Brusselse te noemen, was dat niet eens een leugen.

- Alya

 
Auteur:
Theo & Alya Dirix