Heilige Pippi: kinderen mogen alles in Zweden
Astrid Lindgren creëerde niet alleen een rebels kind met lange, ongelijke sokken, ze schopte Zweden ook een kindergeweten. Vandaag geldt dit land als het paradijs voor kinderen. We nemen hen mee naar de Board Room, blijven voor hen thuis, en laten hen alles doen wat ze maar willen. Pippi is hier heilig. Terecht?
Ik sta in een benzinestation langs de snelweg richting Noorse grens, en snuif er de zo herkenbare geur op: een combinatie van langzaam garende, blinkende sossissen en halfwarme kaneelbollen. Het is druk. Voor mij staat een gezin met twee kinderen. Die raken het niet eens: moet er nu mosterd of ketchup op hun worstenbroodje? De dienster wacht geduldig af, de mensen in de snel aangroeiende wachtrij doen dat ook. Plots betrap ik mezelf erop dat ik lichtjes nerveus word van de onbeslistheid. Tot het me te binnen schiet: ik woon natuurlijk in Zweden. En daar mogen kinderen alles!
Begrijp me niet verkeerd: de vorige zin is hooguit lichtjes cynisch bedoeld. Straks meer daarover. Zelf hebben wij twee jongens, 2 en 6 jaar oud. Sinds we naar Ljungskile verkast zijn, hebben die kerels het beter dan ooit tevoren. Op school ravotten ze grote delen van de dag buiten. Vanuit hun eigen ervaringen worden ze gestimuleerd, verkennen ze wat hen intrigeert, leren ze spelenderwijs. Ze worden individueel opgevolgd, beschermd en geknuffeld. ‘Kindvriendelijk’ is eigenlijk een volslagen pleonastisch epitheton voor alles wat in Zweden te beleven valt.
Enkele maanden geleden zag ik een foto van een vergadering van het Executive Committee van Volvo Cars. Een van de executive vice presidents zat er aan de ruim bemeten vergadertafel, in T-shirt, en met een baby op de schoot. Het beeld bleef weken op mijn netvlies branden. Was het een snuggere marketingstunt (‘wat zij we bij Volvo toch gezinsvriendelijk'), een noodzakelijke oplossing voor een land waar babysitters zeldzaam zijn, of was het gewoon 24-karaatse vaderlijke eerlijkheid? Aan het gebrekkige ouderschapsverlof zal het alvast niet gelegen hebben. Zweden geeft ouders - vaders en moeders - samen 480 dagen ouderschapsverlof, met 80 procent loonbehoud. Een Zweedse organisatie waar ik mijn diensten aan verkoop, gaf me bij de opstart van ons gezamenlijke project een lijstje met de ‘key persons’ waarmee ik samen zou moeten werken: de helft ervan was op ouderschapsverlof. Heerlijk voor de ouders, soms wat minder handig voor de collega’s. Of voor mij.
Ja, er zat wel degelijk iets cynisch in mijn opmerking dat kinderen hier alles mogen. De verheerlijking van kinderen neemt soms wel heel grote proporties aan. Tijdens de dagelijkse fika-momenten op het werk, wordt steevast over de kinderen gepraat (als het niet over honden gaat). Ik vraag me soms af hoe dat moet zijn voor wie geen kinderen heeft (en - godbetert - niet eens een kwijlende viervoeter). Positieve discriminatie van kinderen heeft zijn gevolgen. Kinderen hebben hier een veel grotere impact op het werkleven dan elders. Het overkwam ons al vaker: een van de jongens heeft een snotneus en moet meteen een hele week thuis blijven. Een van ons beiden moet zijn of haar werk dan helemaal herorganiseren voor de opvang. Dat vergt een familiale flexibiliteit die veel wegheeft van wat topgymnasten op de ongelijke leggers moeten presteren. Het veroorzaakt stress in het gezin, die soms afstraalt op de kinderen zelf. Het is bovendien erg moeilijk babysitters te vinden. Waarom zou je hier trouwens babysitter worden, als ouders amper op je diensten een beroep doen? Ze blijven zelf thuis.
Maar laten we toch vooral de positieve elementen benadrukken. Want die halen het ruimschoots. Er zijn amper betere landen te vinden - toch buiten Scandinavië - waar je je kinderen wil laten opgroeien. Met Pippi Langkous als rolmodel. Lekker disruptief, ‘out of the box’, dwarsliggend, ondernemend, risico’s nemend, creatief, inspirerend. Plots zien we Pippi niet langer als kind, maar als ideale ondernemer. Pippi heilig? Terecht!