Overslaan en naar de inhoud gaan
x
Elke Vanhaecke

Column: Prinsessen op de metro

“Hi, good morning princess, have a nice day!” zegt de man die zorgt voor de veiligheid aan het zebrapad aan de ingang van de metro. Elke dag staat hij daar met een gele fluovest. Hij helpt de mensen oversteken en zorgt ervoor dat mijn dochter zich als een prinses voelt, nog voor ze op de metro stapt. Ik vind dat geweldig en heerlijk Amerikaans. Want mijn dochter ziet er heus niet altijd uit als een prinses. Meestal is ze pas een kwartier wakker, heb ik haar met man en macht uit haar bed moeten sleuren en kan ze amper zien door het prut in haar ogen. Ze bengelt dan wat achter me aan en pas als ze de man in zijn fluovest ziet wordt ze enthousiast en begint ze door te stappen.

Dan, dat eerste uur in de ochtend moeten we voortdoen, dan is er geen tijd voor getreuzel. Rond zeven over acht moeten we op het metroperron staan: “The next Red Line Train to Alewife is now arriving” schreeuwt door de luidsprekers als we de trappen van de metro afdalen. Net op tijd om daarna bus 74 naar Belmont te halen om door te rijden naar school. 10 minuten tot “Seven, ninety-nine Concord Avenue” en dan zijn we er.

We doen dat elke schooldag, het is onze “daily commute”. In Brussel hadden we een auto en woonden we dicht bij de school, dat was heel erg makkelijk. Dus het was wel een hele verandering om de kinderen nu elke dag met de metro en de bus naar school te brengen. Maar intussen is het ons moment geworden. We kennen de mede-pendelaars al goed. Er is die grote meneer met een rode trui met ‘Puerto Rico strong’ op geschreven staat, die mevrouw met haar tas van Chanel of de kleine vrouw met witte schoenen. We weten waar ze afstappen en we fantaseren over hun levens. Die meneer met z’n rode trui bijvoorbeeld is bewakingsagent, denken we. En die mevrouw werkt als directeur van een fitnessclub en de kleine vrouw werkt bij Burger King, dat weten we zeker want daar stapt ze altijd binnen. Al zou het ook kunnen dat ze elke morgen een hamburger eet als ontbijt natuurlijk. Maar bus 74, dat is onze bus, onze plek.

Nog drie weken en dan keren we terug naar België, daar hebben we een auto. Dat betekent dat we niet meer met koude voeten zullen moeten zitten wachten op de bus. Niet meer zullen moeten lopen om de metro te halen. Geen snel in elkaar geflanste lunch meer moeten eten omdat we ‘s ochtends de metro moeten halen.

Maar ook niet meer in het Nederlands praten over de andere pendelaars. Geen donuts meer kopen op het station tussen de bus en de metro. Niet nog snel wat huiswerk helpen invullen in de bus om toch de schijn van ‘responsable mommy’ hoog te houden. Niet nog even gaan spelen in één van de acht speeltuinen die we passeren onderweg naar huis. En ook geen meneer meer die mijn dochter een prinses noemt en ons een fijne dag wenst. Morgen gaan we zo’n fluo vestje kopen. Dan moet iemand van ons dat maar aandoen om ons een echte Amerikaanse ‘Nice day’ te wensen.

Auteur:
Elke Vanhaecke